Net als wij in Kaapstad, is de dag gearriveerd waarop ik mijn eerste voet op Afrikaanse bodem zet.
Jarenlang droom ik al om in Afrika te zijn. Niet als toerist maar er zo veel mogelijk onderdeel van uit maken. Mijn liefde voor Afrika lijkt er altijd al te zijn geweest. Als kind was ik Ranger (lid van het Wereld Natuur Fonds) en zag ik in het WNF-blad ‘de TamTam’ de plaatjes van de gracieuze giraffen, majestueuze leeuwen, taaie oryxen en statige kraanvogels. Ik dróómde van Afrika! De prachtige diepzwarte gezichten met hun kleurige gewaden en kralenkettingen, hun sterke ‘sense of community’, hun connectie met de natuur… Het voelde als een latent gemis. Een paar jaar later las ik het boek van Kuki Gallmann, met eenzelfde titel: “Ik droomde van Afrika”. En mijn eigen droom groeide nog verder ongecontroleerd met mijn verlangen mee.
En zo, toen ik net mijn huidige man had ontmoet en hij me zei dat hij een MBA wilde gaan doen en of ik dan met hem meewilde, antwoordde ik vastberaden (zoals het een echte schorpioen betaamd): “alleen als je een MBA in Afrika gaat doen.” Hij keek me nogal verscheurd aan: hij wilde graag mijn droom in vervulling laten gaan, maar Afrika staat internationaal nou niet echt bekend om zijn universiteiten. Maar… hij was de beroerdste niet! Hij zou wel eens even kijken wat het continent Afrika aan MBA’s te bieden heeft. Verrukt draaide hij zich om van zijn laptop naar mij en grijnsde: Kaapstad… lijkt je dat wat?
Zodra ik wakker word vanuit een krappe positie in mijn vliegtuigstoel, zet ik het computerscherm aan dat in de rugleuning van een van mijn medepassagiers zit. Een nachtelijke vlucht van 11 uur hebben we erop zitten. Vlug gaan mijn vingers over het touch screen: waar hangt dit vliegtuig nu? Al snel zie ik de wereldkaart voor me met een rode streep erop die recht naar beneden gaat vanaf Frankfurt. Daar onderaan hangt een klein vliegtuigje. Grondsnelheid: 888 km/u. Het vliegtuigje hangt nu boven Walvisbaai, Namibië.
“Sneller!!” roep ik in gedachten.
Anderhalf uur later zie ik op het computerscherm dat het vliegtuig hoogte evenals snelheid verliest. Het vliegtuigje aan de rode streep hangt nu “op” het witte bolletje dat Kaapstad voorstelt.
“Naar beneden!” schreeuwt het ongeduld vanuit mijn buik.
Weer een half uur later zie ik door de kleine vliegtuigraampjes Afrikaanse bodem verschijnen. De stemmen van de gezellig keuvelende passagiers verstommen op de achtergrond. Ik ben volledig op buiten gefocust. De grond ziet er geel uit, groene toefjes schieten aan het raam voorbij, langzaam kan ik beter de vormen onderscheiden.
Maar dan verdwijnen deze vormen weer: ik heb tranen in mijn ogen.
Lars knijpt in m’n hand en zegt; “je bent thuis, lief.”
De vliegtuigdeur zwaait open en een warme lucht walmt naar binnen en verwelkomt me loom. Ik bedank met nog een tikkie natte ogen de piloten en de stewards en stewardessen. Vriendelijk wensen ze me een prettig verblijf. Ze hebben géén idee…! Ik kijk de door de deur, adem even diep in, en begin door de slurf te lopen naar Arrivals. Ik ben er…
“I am not African because I was born in Africa, but because Africa was born in me.” – Kwame Nkruma
Bijdrage van Kakau lama
