‘Kun je hem vragen of hij me nog iets wil vertellen?’
De man voor me kijkt me hoopvol aan.
Financiële zorgen wegen zwaar op hem, maar hij werkt zich gestaag door zijn proces heen.
Ik sluit mijn ogen en zoek naar een teken van één van zijn overleden vrienden.
Direct zie ik één van hen, geknield naast hem zitten, met zijn handen op de stoelleuning waar de arm van mijn cliënt op rust.
Of zit hij naast een autoraampje op zijn hurken? En zit mijn cliënt in een lage auto? Voor zover ik weet heeft mijn cliënt niks met karten, of botsauto’s…..
‘’Ik begrijp dat plaatje niet”, zeg ik tegen de knielende vriend, waarvan ik weet dat hij Christian heet.
Ik zeg het hardop, zonder dat ik het in de gaten heb.
Direct verschuift het beeld en houdt de overleden vriend, nog steeds op zijn hurken naast mijn cliënt, iets in zijn uitgestrekte hand om mij te laten zien.
Ik ‘weet‘ dat het iets van goud is, geen ring in ieder geval, maar een soort platte vorm.
Hij grijnst betekenisvol naar me, zonder iets te zeggen.
Ik ken dat ondertussen van deze overleden goede vriend; net als tijdens zijn leven houdt hij nog steeds van raadsels en grappen.
‘Zoek het maar uit’, lijkt hij te zeggen tegen me, met een knipoog.
Ik vraag twijfelend hardop aan mijn cliënt: “Heb jij iets van goud? Een medaillon of zoiets?”
Ik weet nog steeds niet wat de overleden vriend bedoelt, maar heb vertrouwen in de waarneming.
Als door een adder gebeten springt mijn cliënt op. Hij grijpt in zijn broekzak, die aan dezelfde kant zit als waar de overleden vriend zit. Dan haalt hij iets uit zijn broekzak om me te laten zien.
In zijn uitgestoken hand ligt een kleine, echte goudstaaf.
Op mijn vragende blik antwoord hij: “Christian wist hiervan”, zegt hij, “hij weet dat ik dit stukje goud bij me draag. Ik heb de overtuiging ‘goud trekt goud aan’, vandaar dat ik dit altijd bij me heb.”
Ik grijns breed. Christiaan ook.
Met die huidige geldproblemen van mijn cliënt gaat het zeker weten helemaal goed komen.
Bijdrage van Sásta lama
