Ik woon aan de rand van een mooi bos. Een prachtig, zich natuurlijk ontwikkelend bos, met veel verschillende loofbomen en naaldbomen.
Ok, de ‘niet-inheemse naaldbomen’ zijn een aantal jaren geleden gekapt. Massaal.
Want, ze kwamen niet van hier, blijkbaar, en dat vond bosbeheer maar niets. Aan vreemdelingenbeleid doen ze niet bij natuur en beheer.
Nu wandel ik hier graag en dagelijks met mijn trouwe hond.
Vanwege de rust, begrijpt u.
En ondanks mijn hondse gezelschap stuit ik regelmatig op authentieke bosbewoners, zoals reeën, een vos, eekhoorns en muisjes en zelfs een hermelijn heb ik een keer zien wegschieten. Om maar te zwijgen over de reigers, de spechten, de ijsvogeltjes en andere vrolijke flierefluiters. Bij de verschillende waterpoelen zwemmen gifgroene kikkers en kwaken in de avond de padden luid.
Sinds een tijdje zijn er echter werkzaamheden bezig in mijn mooie bos.
En kom ik geen enkel dier meer tegen, maar wel bulldozers, en terreinwagens, met daarin belangrijke mannen die mij consequent erop wijzen dat ik mijn hond aan de lijn moet doen.
Even, voor het beeld: mijn hond loopt altijd pal naast me, dus ik zie die toegevoegde waarde niet zo van een lijnband. Maar hé, die discussie wil ik hier niet starten.
Maar wat zijn die heren zelf nou eigenlijk aan het doen?
Ik zie hele bomen die geveld worden, ik zie paden die verlegd worden, en, hou je vast, een geëgaliseerd wandelpad. Midden in het bos.
Ergens anders is opeens een 5 meter hoge berg met gestorte grond verrezen, ondertussen begroeid met onkruid te midden van een stel bomen.
Mijn favoriete, want oh zo schilderachtige beekje, is gewoon ver-dwe-nen!
Inclusief de mooie oude bomen die ernaast stonden.
Dan vind ik een bord van natuurbeheer.
Even ben ik hoopvol gestemd. Wordt ‘mijn’ bos verbeterd met méér wandelgebied? Gaan we nog een stuk extra plek creëren voor méér broodnodige ontspanning in de natuur?
Nee.
En wordt ruimte gemaakt voor de knoflookpad (niet bedreigd, overigens) en een of andere gevorkte snavel slang. Of geel geruite hazelworm, of iets anders buitenissigs.
Je vraagt je serieus af of die beschreven diertjes echt bestaan, overigens.
De knoflookpad, ik heb het even opgezocht, wordt gemiddeld 5 cm.
VIJF CENTIMETER!
Daar worden bomen voor geveld en wordt een terrein kaalgeslagen ter grootte van een flink voetbalveld. Maar hee, er ontstaat daar nu ook een prachtig natuurlijk (há!) meertje
De resterende bomen en struiken zie ik langzaam verdorren omdat het grondwaterpeil zakt. De poelen staan droog en er is daar geen leven meer te bekennen.
Het nieuwe meertje is omringd door bordjes met ‘verboden toegang’.
In tegenstelling tot de knoflookpad kan ik wél lezen, dus ik weet niet of alle kikkers en padden uit het bos daar nu zijn gaan wonen.
Mijn wandelradius is serieus kleiner geworden.
Maar geen nood: de knoflookpad zal heus terugkomen met deze uitnodigende gastvrije omgeving.
Waarschijnlijk is er één, ‘n jaar of 20 of 50 of 100 geleden, ooit een keer op doortocht geweest en iemand heeft dat gezien. En, oh, hoe geweldig zou het zijn als ie zich hier nu voor vast komt vestigen?
Daarmee hebben de huidige beleidsmakers van deze bos en natuur-omgeving wellicht subsidies weten binnen te halen. Gok ik zo.
En hebben ze alles in het werk gesteld om die bewuste knoflookpad met zijn vriend, de ietwat minder bekende gevorkte prietprutslang, een gastvrij thuis te bieden.
Dat ík daar, als inwoner van de gemeente, niet meer welkom ben, valt onder ‘ecologisch verantwoord natuur en faunabeheer’.
Ik noem dat betutteling.
En die knoflookpad, die kan er ook niets aan doen.
Die heeft hier niet om gevraagd.

Bijdrage van Sásta lama