Ik hoor alles nog. Vind ik zelf.
Maar, u kent dat wel: je begint wat slechter te horen. De eerste jaren volg je nog wel, maar na verloop van tijd ben je steevast aanleiding voor hilariteit wanneer je voor de zoveelste keer iets verkeerd verstaat.
Dus schaf je zo’n ultra lux, klein, amper zichtbaar gehoortoestelletje aan.
Dan ontdek je, na de eerste opgetogen weken waarin je opeens weer van álles hoort, dat de wereld een luidruchtige plek is geworden. Terwijl jij juist zo kunt genieten van stilte.
En je realiseert je dat je dat apparaatje eigenlijk alleen maar echt nodig hebt in grote gezelschappen. Of tijdens een vergadering.
Want de gesprekken die je tête a tête voert versta je prima.
Dus eigenlijk hoor je alles nog, als je een beetje oplet.
En zo belandt jouw mooie gehoorapparaatje in z’n mooie doosje in jouw kast. Wachtend op zijn feest- en hoogtij dagen.
Zo ook bij mij, want ik hoor alles eigenlijk best nog goed.
Neem nou dat voorval afgelopen week.
We lieten de hond uit, mijn goede vriendin en ik. Het was ochtend, best vroeg nog, er was amper verkeer op de weg.
We liepen onze door bomen omzoomde straat uit, gezellig kletsend, midden op de weg. Heerlijk rustig was het en we genoten van de rust en van de prachtig fluitende vogels om ons heen.
Opeens hoorde ik een ijle hoge triller, heel even.
‘Hee, wat een apart geluid, hoorde jij die vogel ook?’
Mijn vriendin bleef stilstaan en hief luisterend haar hoofd. Weer klonk er die mooie melodieuze triller.
‘Dat lijkt wel een roodborstje of zo, maar waar zit ie? Hij klinkt heel dichtbij.’
We keken zoekend omhoog, in een poging om deze speciale vogel te ontdekken die ons zo verraste met zijn mooie gezang.
Langzaam om mijn as draaiend speurde ik de boomkruinen af. Mijn vriendin, een kop kleiner, deed hetzelfde.
Haar hondje kende onze manier van wandelen en was al geduldig naast ons gaan zitten.
Zo stonden we daar, midden op straat, toen we het mooie getingel opnieuw hoorden, maar nu een stuk dichterbij. En vlák achter ons.
‘Hij móet hier ergens zitten,’ zei ik nog, geestdriftig speurend omhoogkijkend.
Het volgende moment hoorden we een stem, heel duidelijk en heel dichtbij:
“Héla dames, zouden jullie verdorie niet eens aan de kant gaan!’
En we konden nog nét opzij springen om een verontwaardigde fietser ruim baan te geven.
Achteromkijkend riep hij nog verwijtend: ‘Ik heb al 3 keer gebeld!’
En daaruit blijkt maar weer: ik hoor álles nog!
Bijdrage van Sásta lama
