Ik ben met mijn gezin op vakantie in Zweden. Het weer is heerlijk en we ondernemen van alles: er wordt paardgereden, we wandelen, ziplinen, boogschieten, zwemmen, een hut wordt gebouwd, maar we spelen ook spelletjes en lezen boeken.
Op een dag in al dit heerlijks, krijg ik migraine, de heftigste die ik ooit heb gehad. Ik kerm het uit van de pijn en voel wanhoop omdat ik niks kan doen dat de pijn ook maar een beetje verlicht.
Enfin, de volgende dag is het gelukkig alweer zo goed als verdwenen.
Nog een beetje rustig aan dan maar, bespreek ik met m’n man.
En even geen schermpjes, want dat doet geen goed, suggereert hij met een betekenisvolle blik.
Geen schermpjes? Maar, hoe kom ik dan de tijd door als ik niks doe???
Hij zegt: als het zo erg is, is het juist goed om eens even geen telefoon bij je te hebben.
Mijn antwoord is dat ik hem anders ook nooit zonder scherm zie als hij “aan het niksen is”.
Hij zegt nogmaals: mooie uitdaging dus!
Hieruit maak ik op dat die uitdaging voor ons beiden geldt en we samen in hetzelfde schuitje zitten.
Dus vraag ik of hij voor mij een lekkere stoel buiten wil zetten en dan zie ik wel hoe ik me amuseer. Het komt vast goed.
Voor het gemak ga ik ervan uit dat hij gezellig bij me komt zitten.
Met dit mooie weer zit geen weldenkend mens binnen.
Manlief stelt voor om mijn stoel aan de zijkant van onze Zweedse stuga te zetten.
Ik weet niet waarom hij dat voorstelt, zo afgezonderd, maar ik ga vol vertrouwen akkoord.
Als hij bij me zit, is dat prima.
Vervolgens zet hij mijn stoel niet náást het huisje, maar aan de achterzijde, onder een boom.
Nóg verder weg van m’n gezin en de gezelligheid.
Ik ga er toch maar zitten en hij loopt terug naar de zijkant.
Ik zie hem bij wat tuinstoelen rommelen maar die zet hij weer terug.
Ze zijn nog nat.
Hij loopt naar de voorkant van het huisje, waar de overdekte veranda is. Waarschijnlijk pakt hij daar een andere stoel.
Ik volg ondertussen de zon met mijn benen. Ik wil dat mijn benen lekker nog wat stralen pakken. De zon verschuift verder. Ik schuif mee. In mijn eentje.
Manlief is er nog steeds niet.
Ik kijk om me heen. De vlinders en bijen vliegen van bloem naar bloem. De grasklokjes staan er sprookjesachtig mooi bij tussen het duizendblad.
Dan hoor ik mijn telefoon piepen en aan het geluidje hoor ik dat het m’n man is die me iets stuurt.
Nu breekt m’n klomp!
Ik zit al anderhalve meter verder met m’n stoel, de zon te volgen en ik zit nog steeds alleen!
En ondertussen communiceert hij met me via de sms…!
Wat nou geen beeldschermen? Wat nou gezellig samen?
Ik ben hier verdomme als een bejaarde weggestopt achter het huis en hij is waarschijnlijk helemaal niet van plan bij me te komen zitten…!
Ik ga eens kijken waar hij zich heeft genesteld. Ja hoor! Voeten omhoog op de veranda, in alle rust met zijn telefoon in de hand en zijn e-reader werkeloos op zijn schoot. M’n andere klomp breekt nu ook en ik wil mijn nietsvermoedende liefdevolle man éven duidelijk maken hoe het vanuit mijn positie overkomt, dit alles!
“Zit je hier? Op je scherm? Lekker hoor…! Ik zit daar al ik weet niet hoe lang op je te wachten. Ik dacht dat we gezellig deden? Je hebt me daar als een seniele bejaarde onder een boom gezet met het advies ‘geen scherm’ en jij zit hier doodleuk op een scherm en je sms’t me notabene!”
Hij begint te lachen, een soort van schuldbewust maar eigenlijk vind hij het gewoon heel grappig.
“Was je nog van plan om bij me te komen zitten of wat was je gedachte hierbij?”
“Ja, ik wilde de plastic stoel pakken maar die was nat en de andere stoel vond ik zo zwaar dus ben ik hier maar gaan zitten.”
En daar heb ik gewoon niet van terug.
“Ik ben wég, wandelen!”, zeg ik nukkig en loop het grindpad af naar het bos. Hij roept nog lief of ik lang wil gaan en of ik een telefoon bij me heb. Mijn antwoord zonder om te kijken: “Weet ik niet en ja!”
Ik loop via de bijenkasten en de fruitboomgaard naar de bosrand.
Klim over de keien muur die begroeid is met mos en stap het koele bos in.
Elke stap veroorzaakt gekraak.
Net als mijn hoofd nog steeds doet, van de migraine en van mijn mans actie versus mijn verwachtingen.
Hier zijn geen paden in het bos en ik weet dat ik hier makkelijk mijn oriëntatie en de weg kan kwijtraken. Ik ga dus niet zo heel ver.
Ik vind een open plekje en ga op een boomstronk zitten.
Vanaf hier kan ik de weg nog wel terugvinden naar de Stuga, bedenk ik me.
Ik kijk om me heen en besluit om kort te mediteren.
Met m’n ogen dicht ga ik ‘naar binnen’ terwijl op de achtergrond de vogels fluiten.
Ik probeer de vibe van het bos te pakken om tot rust te komen.
Dan ritselt er iets, duidelijk hoorbaar, achter me.
Meteen flitsen mijn gedachten: “Wat is dat? Het is maar 1 kraak, het is vast niks.”
Ik concentreer me opnieuw.
Nog een kraak. “Huh?!” En nog een.
“Er is daar iets!”
In een nano-seconde flitsen verschillende gedachten door mijn gepijnigde hoofd.
“Wat loopt daar!? Wat moet ik doen als het een eland is? Ze kunnen mega agressief zijn! Zouden ze me kunnen horen thuis als ik héél hard gil?”
Ondertussen had het gekraak een loopritme aangenomen. Er liep daar dus echt iets!
– spanning-
Ik had de broodnodige antwoorden niet, dus het enige wat ik dacht dat in ieder geval wel nuttig was, was om “het” te filmen.
Mocht ik hier sterven door een boze eland dan wisten ze thuis in ieder geval hoe, door het bewijsmateriaal dat ik zelf nog had kunnen maken.
Ik draaide me om en keek richting het geluid terwijl ik m’n telefoon op filmstand zette.
Het gekraak kwam nu op de open plek en uit het dichte struikgewas kwam een…. een das!!
Pfff, die das had me bijna de das omgedaan.
M’n hart timmerde er flink op los in m’n borstkast. Ik keek hoe de das gemoedelijk en nietsvermoedend langs kuierde.
Ik kon het koddige dier een hele tijd volgen en van dichtbij filmen: ik vond het zo een voorrecht!
Een beetje vrolijker dan ik het bos inging, kwam ik er weer uit.
Ik zou mijn gezin trots en blij vertellen dat ik een das had gezien!
Weer bij hen keken ze me verwonderd aan toen ik zei dat ik alles had gefilmd en dat ze het konden zien!
Verwachtingsvol stonden ze om mij met mijn beeldmateriaal heen.
Ik zocht het laatste filmpje op en we zagen….. mij.
We zagen hoe ik naar een das keek.
Ze kwamen niet meer bij. “Mooie das is dat! Kijkt nogal verbaasd!”
Terwijl ik baalde moest ik toch ook wel lachen.
Blijkbaar stond mijn telefoon op selfiemodus en had ik mezelf gefilmd in plaats van het natuurwonder dat aan de andere kant van de camera voorbij liep.
Ach ja, ik heb de herinnering nog. En voor de rest?
What happens in Sweden, stays in Sweden.
Letterlijk.
Bijdrage van Kakau lama