Het is de dag na de persconferentie, en de dag vóór haar verjaardag.
In het kader daarvan gaan ze samen op stap; twee vriendinnen, de één net over en de ander net onder de 75.
Vrolijk kwebbelend, soms onverstaanbaar voor de ander door het mondkapje, struinen ze winkel in en uit. Regelmatig schieten ze in een onbedaarlijke lachbui wanneer ze de ander voor de zoveelste keer verkeerd verstaan.
Voorbijgangers kijken geamuseerd om naar de twee: die hebben pas lol, zie je ze denken.
De zon schijnt, de herfst kleurt de bladeren en de dames genieten van elkaars gezelschap.
‘Zullen we een bakkie doen?, vraagt de jongste van het stel.
‘Natuurlijk, altijd!’ antwoord de oudste opgewekt.
‘Maar dan wel buiten, want ik mag niet naar binnen, ik heb geen prik.’
De jongste knikt begrijpend; haar vriendin heeft een zeldzame ziekte die niet correspondeert met de bewuste prik. Zijzelf heeft de bewuste prik wel.
‘Geen probleem, we gaan lekker een terrasje doen’, is het antwoord en ze stevenen op een gezellig uitziend café af.
Ze installeren zich op het knusse terras en de oudste van het stel zucht genietend. ‘Heerlijk toch, zo in het zonnetje’, zegt ze stralend.
De jongste glimlacht bevestigend en installeert zich breeduit. Alle aankopen worden over de resterende 2 stoeltjes gedrapeerd.
Ze zijn de enige twee op het terras.
Even later verschijnt de bediening. Het blijkt de eigenaresse te zijn van de zaak.
‘Goedemiddag dames, wat mag het zijn?’
Twee kopjes koffie dus en een stukje appeltaart.
Met slagroom?
‘Altijd’, giechelen de twee in koor.
‘Mag ik uw code dan nog even scannen?’
‘Oh juffrouw, dat spijt me, maar die heb ik niet, hoor,’ zegt de oudste.
‘We zitten toch buiten?’ zegt de jongste verbaasd.
De vriendelijke dame van de bediening legt uit dat sinds gisteravond 19.00 uur er opeens overal naar de QR moet worden gevraagd. Op straffe van een boete.
De oudste schrikt er een beetje van.
‘Oh sorry juffrouw, dat wist ik niet. Ik wil u niet in de problemen brengen, hoor, en zeker geen boete laten krijgen.’
Ze draait zich naar haar vriendin: ‘Dan drinken wij toch gewoon gezellig een kopje koffie thuis?’
Daarop knikt haar vriendin glimlachend.
‘Geen probleem, hoor’, en ze begint haar tasjes weer gemoedelijk bijeen te graaien.
De dame van de bediening bekijkt het tafereel duidelijk met gemengde gevoelens. Dan neemt ze een besluit.
‘Dames, mag ik u een voorstel doen? Hier achter het schot staat een openbaar bankje. Daar zit u lekker uit de wind en toch in de zon. Als u daar wilt gaan zitten, dan breng ik u daar uw koffie.’
Stralend knikken de twee vriendinnen en verplaatsen zich twee meter verder.
Even later verschijnt de eigenaresse met de koffie.
‘En de appeltaart krijgt u van het huis,’ zegt ze opgewekt, ‘omdat u het allemaal zo sportief opneemt.’
De twee vriendinnen bedanken haar uitvoerig en zitten even later aan de koffie, met hun appeltaart op schoot. Ze lachen en geiten vrolijk verder.
‘Zo dames, dát ziet er gezellig uit!’ roept een voorbij komende fietser lachend.
‘Zeker weten!’ roepen ze in koor terug, ‘lekker een terrasje doen!!’
Dit waargebeurde verhaaltje (nou ja, met een béétje dichterlijke vrijheid) speelde zich af bij Hertog Jan van Brabant in Lith.
Bijdrage van Sásta lama
