Als je als 9-jarige hoort dat je dyslexie hebt, voel je je direct anders dan je klasgenootjes. En erg dom bovendien. Dat gold in ieder geval voor mijn dochter Pien een jaar geleden. Ik kan wel zeggen dat ze een deukje opliep door dat nieuws. Ze kreeg een traject aangeboden van een jaar intensieve begeleiding. Met extra huiswerk en 4-wekelijks uit de klas gehaald te worden voor een-op-een bijles, voelde ze de druk. Maar ze werkte hard en zette haar kinderschoudertjes er dapper onder.
Terwijl ze knokte, hoorde ze dat ze een beugel nodig had en niet veel later kwam ze erachter dat ze -net als haar vader- hooikoorts heeft. En flink ook; het kwam de eerste keer opzetten als een tsunami. Van nooit last naar dagelijks gezwollen en jeukende ogen en kriebel in keel en oren. Dit gaf haar zelfbeeld weer twee deukjes erbij. Toen riep ze: ik breng ongeluk! (Krak; je hoort nu mijn moederhart breken.)
Gister hebben we het eindgesprek gehad met haar schooljuf en psycholoog annex dyslexiebegeleidster. In plaats van het gestelde doel 1 heel jaar vooruit te gaan in ontwikkeling met lezen en spellen, is ze qua lezen 1,3 jaar vooruitgegaan en qua spelling zelfs 2,3 jaar! De psychologe vertelde hoe bijzonder dat is, hoe trots ze was op Pien, hoe hard ze gewerkt heeft en dat ze Pien nu als voorbeeld neemt voor de andere kinderen die de komende jaren dyslexie-begeleiding krijgen. Dat was voor ons als ouders -maar vooral voor Pien zelf- een prachtige opsteker! Haar inspanningen hebben vruchten afgeworpen.
Vandaag zijn we bij de huisarts geweest aangezien we willen uitzoeken wat haar allergie nou eigenlijk is. Is het inderdaad hooikoorts, of is ze (ook) allergisch voor bepaalde voedingsmiddelen of misschien voor huisstofmijt? De huisarts gaf ons een formulier mee om bloed te prikken. Dus bewapend met dit witte vel, lopen we de prikpost binnen wetend dat het roze vel van mijn dochter straks even doorgeprikt gaat worden.
Ik weet dat ze nerveus is, helemaal niet wil en angst voelt. Ik stel haar gerust, leg uit wat ze precies gaan doen, wat ze ongeveer zal voelen, hoe snel het gepiept is, en dat het mee zal vallen. We trekken een nummertje en gaan in de wachtkamer zitten.
In de gang verderop hoor ik een moeder tegen haar kind roepen: “Als jij je nou niet laat prikken gaat je PlayStation eruit! Echt hoor, ik meen het Amir! Amir! Amir ga zitten, je Playstation gaat eruit hoor!”
En zo ging dat maar verder. Mijn kinderen keken me in stilte met opgetrokken wenkbrauwen aan en ik fluisterde; gelukkig zijn wij zo niet he? Een oudere mevrouw probeerde me vanachter haar mondkapje duidelijk te maken dat dit al tien minuten zo gaande was en hoe onnodig en verschrikkelijk ze dit tafereel vond. Snap ik.
Maar ik snap ook, dat niet iedereen begrijpt hoe je een kind het beste kan voorbereiden op zo’n spannend moment. Dat begint niet een half uur voor de prik. Dat begint al zodra je kind naar je kan kijken, en luistert naar de intonatie van je stem. Dat gaat verder op het moment dat je voor het eerst een zetpilletje geeft, helemaal in rust en op hun tempo, zodat ze klaar zijn voor elk volgend moment en niet gepusht worden. Zo gaat het zonder strijd en leren ze op jou als ouder, maar nog belangrijker, op zichzelf te vertrouwen.
Ik ben me altijd bewust geweest van het feit dat je je kind op zulke momenten al kan voorbereiden op toekomstige spannende momenten. Door een voorbeeld te zijn, dat rustig blijven juist slim is, en dat je, ook als kind, de baas bent over hoe je iets categoriseert; als gevaar, of als moment om even ontspannen op je kiezen te bijten en te weten dat het zo voorbij is.
Enfin, Amir “besloot” na een kwartier toch maar voor de prik te gaan. Ze klemden hem namelijk stevig vast en hebben hem gedwongen. Het was toen zo gepiept, en er werd door moeder gejuigd en gefeest alsof hij goud op de Olympische Spelen had gewonnen. De oude mevrouw tegenover me in de wachtkamer keek me weer hoofdschuddend aan. Haar mondkapje zakte uitgeput van haar neus af. Ik zei haar: “ik vermoed dat hij zijn PlayStation toch mag houden”.
Toen waren wij aan de beurt: mijn gevoelige dochter liep rustig de gang door, kamertje 2 in, ging zitten, stroopte haar mouw op en bood haar arm aan, aan de nog verhitte verpleegkundigen. Ze hadden er net een flink gevecht opzitten. Ze keken me aan en begonnen met ongeloof te lachen. Ik besloot daar niet op te reageren en zei: “Ze vindt het een beetje spannend, he Pien? Wil je nog wat uitleg hebben over wat ze gaan doen?”
Ze antwoordde: “Nee dat hoeft niet, ik denk dat ik het wel begrijp voor het grootste deel.” Ik kon nog net een stroom van emotie verbloemen die door me heen golfde. Ik voelde ontzettende compassie en trots. Dit meisje is briljant en dapper en heeft het leven bij de lurven beet! Daar kan nog menig volwassene een puntje aan zuigen!
Een van de verpleegkundigen pakte een groene elastieken band en legde Pien rustig uit waar die voor was en dat hij even strak aangetrokken moest worden. Vervolgens haalde ze de naald uit de verpakking en Pien pakte met haar vrije hand mijn hand vast. Ze oogde als een oase van rust, maar ik wist dat ze van binnen een orkaan te keer voelde gaan. Toen de naald op haar arm werd gezet keek ze even kalmpjes weg. Ik zei met bewust rustige stem: “hij zit er nu in Pien”.
En ze keek ernaar en zag hoe de verpleegkundige het lege buisje op de naald klikte, vol liet stromen, hem er weer afhaalde, weglegde en inruilde voor een watje dat op haar arm werd gedrukt. De naald verdween nog sneller dan die gekomen was. Het welbekende plakbandje werd op het watje geplakt, en Pien en haar broertje mochten beiden iets uit de schatkist uitkiezen. De verpleegkundige die met mij achterbleef zei lachend en hoofdschuddend dat ze die dag alleen maar kinderen hadden gehad die ze moesten vasthouden en dwingen, en “jouw dochter komt hier binnenlopen en geeft me zo haar arm. Wat een meesterlijk kind.”
Onderweg terug naar huis heb ik wel 143 keer verteld hoe trots ik op Pien ben, en hoe super-stoer ik haar vind. Glimmend van trots zat ze achter in de auto. Stralend!! En breed lachend en met een hernieuwde zelfverzekerdheid zei ze: “Die Amir was een watje, mama! En ik ga aan papa precies vertellen hoe het is gegaan.” Ik lachte. “Ja, pas maar op grapjas, want je vader kan daar helemaal niet tegen en dadelijk gaat hij nog tegen de vlakte van jouw stoere verhaal over naalden en bloed!” Ze schaterlachte, maar vond dat dan ook wel weer zielig voor hem. “Mama, toen dat buisje volliep met bloed, vond ik dat eigenlijk heel erg cool en interessant!” Toe maar, dacht ik, over vooruitgang gesproken.
En terwijl ik haar in mijn achteruitkijkspiegel stiekem bekeek realiseerde ik me, dat alle deukjes die ze heeft opgelopen het afgelopen jaar, zich nu uitbetalen in versterkt zelfvertrouwen. Ze weet nu uit ervaring dat ze niet bij een tegenslag zal omvallen en dat ze zelf de macht heeft om een situatie tegemoet te treden als een meester. Dyslexie? Beugel? Allergie? Ze kan alles aan. En deze mama-lama zal altijd aan haar zijde staan. Tot ze het helemaal zelf kan en durft. En dan…. kan ze vliegen.
Bijdrage van Kakau lama
