‘En, hoe bevalt je bad vandaag?!”
Ruud hangt relaxed tegen de reling aan, met een kop dampende koffie in zijn hand. We hebben na enkele dagen zeilen met ons kleine groepje van 7 al een vaste routine ontwikkelt. Elke avond na de rumpunch duiken we één voor één onze kajuit in, om dan ’s ochtends weer fris en soms minder fris het water in te duiken.
We zeilen door de Caraïben en we liggen sinds gisteravond voor anker bij een piepklein eiland midden in een prachtige baai. Al watertrappelend zie ik in de verte een hut aan de rand van het water. Op een afgebladderd stuk hout boven de scheve ingang lees ik met moeite ‘Mama Louise Café’ ; vrij voortvarende die naam, gezien de conditie van het hutje.
Wanneer ik even later aan boord klim spoel ik me af met een minimum aan zoet water en zeep. Ruud grijnst: hij heeft het er goed ingestampt: vooral geen water verspillen op zijn boot.
‘Koffie?’, vraagt ie dan, en reikt me een beker aan.
Ook dat is al routine: wie het eerst zijn nest uitkruipt – en dat in de meest letterlijke zin van het woord – zet alvast koffie.
Dankbaar neem ik de kop aan en schurk me genietend in een hoekje tegen de reling.
Het is weer een perfecte ochtend: de zon heeft de baai bijna bereikt en de temperatuur is nog mild. De verzengende zon is hier alleen te ‘doen’ wanneer de boot flink vaart maakt; de zeebries is dan heerlijk verkoelend. Maar voor nu geniet ik van de heerlijk warmte van de Caraïben in de ochtend.
Ondanks het vroege uur is er ondertussen aan de kant wat reuring ontstaan: we zijn opgemerkt. Er komt een verveloos bootje onze richting uit geroeid. Wanneer het dichterbij is het duidelijk dat het een wonder mag heten dat het niet zinkt.
Even later komt het langszij en ik ontwaar een oudere bewoner van het eiland. Zijn brede lach laat het gemis van een paar tanden en van een tandarts zien, maar is hoe dan ook aanstekelijk.
‘Hello, captain, hello, goodmorning captain, how are you?’
Zijn diepe stem klinkt verrassend luid in de stilte van de baai.
‘Great’, antwoord Ruud, ‘and how are you yourself sir?’
De uitdrukking van de man veranderd op slag: de brede lach verdwijnt, zijn schouders kruipen naar elkaar toe en hij laat zijn hoofd moedeloos hangen. Er ontsnapt hem een zucht waarin ál het leed van de wereld ligt opgesloten. Dan richt hij zijn grote bruine ogen op Ruud en zegt, tot mijn stomme verbazing:
“Oh skipper, I am cold this morning, só very cold….’
Ik draai me verbaasd om naar Ruud, met een ongelovige blik: we zitten in onze zwemkleding, slapen allemaal zonder dekens, duiken te pas en onpas het water in, en deze arme oude man heeft het koud? Zou hij ziek zijn?
Maar Ruud negeert mijn vragende blik, graait naar de thermos die aan zijn voeten staat en roept opgeruimd: ‘Sir, would you like some coffee?’
Op slag klaart het gezicht van de man op en lacht hij weer breed.
‘Yes, please , thank you, skipper, thank you’, roept hij verheugd en mij wordt weer een blik op zijn fietsenrek gegund.
‘Do you have a mug or …’, maar voordat Ruud zijn zin kan afmaken staat de oude man al recht, houdt zich met één hand aan onze boot vast en met de andere steekt hij zijn beker uit naar Ruud.
Hij laat zich vervolgens weer in zijn gammele bootje zakken, met de kop in zijn handen, en hij slurpt zijn koffie – milk and sugar? – yes please, much sugar please – genietend naar binnen.
Er wordt over en weer wat gekeuveld over zijn kinderen en kleinkinderen, terwijl we alle drie onze koffie drinken.
Als aan alle plichtplegingen is voldaan, wenst hij ons nog een ‘wonderful day today, here in paradise’ en begint hij aan de terugtocht. Even later verdwijnt hij om de hoek van de baai.
Er klinkt al wat gestommel in het vooronder en de volgende slaperige hoofden komen aan dek: die rumpunch van gisteren is nog zichtbaar aanwezig.
Na wat uitgebreid gegaap klinkt de Hollandse standaard vraag: ‘Wat voor weer is het vandaag?’
Waarop Ruud en ik tegelijk roepen: “Oh, it is cold, so very cold!!”
Bijdrage van Sásta lama
